donderdag 12 november 2009

grote zorgen

‘Mam, hij vindt me niet meer lief’, zegt ze voorzichtig terwijl ze tussen wat haarlokken door naar me kijkt. Hoewel ik baal dat ze nu wéér van de trap af komt en nog steeds niet slaapt terwijl het al zo laat is, voel ik onmiddellijk haar pijn als ik de brok in haar keel hoor. Het snijdt me door m’n ziel. Ik vraag of ze weet waarom. Ze haalt haar schouders op. ‘Hij zei dat hij al twee vriendinnen heeft. En toen zei ik dat dat dat toch niet uitmaakt, want ik heb toch ook heel veel vrienden, toen gaf hij geen antwoord’.
Marret is dol op hem en hij op haar. Al een paar jaar. En nu ze dit jaar weer bij elkaar in de klas zitten, is hun vriendschap helemaal opgebloeid. Ze spelen vaak samen en maken veel tekeningen en brieven voor elkaar. Hun band is erg speciaal en ik vind het heel bijzonder te zien wat zij al voor elkaar voelen, hoe jong ze ook nog zijn.
Vanavond is Marret ontzettend open over hun vriendschap en vertelt ze me voor het eerst zonder last te hebben van verlegenheid of gêne wat ze denkt en voelt en wat er tussen hen is. Ze is duidelijk verward en verdrietig en ik verwonder me over de manier waarop ze dat ook onder woorden weet te brengen. We praten een tijd over vriendschap en liefde en het doet me veel dat ze zo open en toegankelijk is. Ik beloof haar met zijn moeder te praten, om te kijken of we er achter kunnen komen wat er speelt. Gelukkig heeft hij een ontzettend lieve moeder die denk ik in veel opzichten op de zelfde manier over dingen denkt als ik. Het lucht Marret op en hoewel haar zorgen niet weg zijn, lijkt ze nu genoeg gerust gesteld te zijn om eindelijk te gaan slapen.

Nog geen twee minuten later. Dit keer staat Jesse op de trap. Ik zucht. Het was een lange dag, ik ben moe en heb deze tijd gewoon even voor mezelf nodig! Ik wil hem dat net even goed duidelijk maken als ik het verdriet in zijn ogen zie en slik gauw mijn woorden in. Het zit hem toch hoger dan ik dacht, gaat er door me heen. Toen ik hem net naar bed bracht, vertelde hij namelijk dat hij met het overblijven op school tussen de middag niet aan de tafel van Marret mocht zitten. Hij trok een pruillip en vertelde dat hij bij de kleuters moest zitten. En dat hij toen moest huilen. Ik zag dat opnieuw de tranen in zijn ogen sprongen. Hij dook op z’n kussen en snikte dat hij alweer verdrietig werd als hij er aan dacht. Zijn verdriet was echt. Maar gelukkig kan Jesse altijd behoorlijk snel veranderen in zijn stemming. Na een grapje en een kleine vechtpartij was hij alweer vrolijk.
Maar zit hem dit dan toch nog dwars dat hij nu wéér naar beneden komt? Hij begint te huilen met wel zoveel intens verdriet! Dit gaat wel wat verder en ik voel dat dit niet met een grapje verholpen is. Ik neem hem op schoot en vraag hem wat er is. ‘Ik denk steeds aan dood en daar word ik zo verdrietig van!’ Zijn hele lijfje schokt. ‘Dan zie ik helemaal niks meer! Dan zie ik mijn vrienden nooit meer!’ En opnieuw verbaas ik me over de gedachten en gevoelens van mijn kleine kinderen die misschien wel helemaal niet meer zo klein zijn in hun gedachten en gevoelens.
Ik vraag me vaak af wat er allemaal in hun koppies omgaat. Wat ze allemaal voelen. Zijn ze al verliefd? En hoe voelt dat voor hen? Op dezelfde manier als over tien jaar? Of is het anders? En in hoeverre denken ze na over leven en dood? Wat begrijpen ze er al van? Hebben ze net als Julia alleen van het woord gehoord en blijven ze maar zeggen: ‘ik begrijp het niet! Dan maken we sint Maarten toch gewoon weer wakker?!’ Jesse begrijpt duidelijk veel meer. Het is iets definitiefs, er houdt iets op. En dat is natuurlijk eng en onzeker, want wat raak je allemaal wel niet kwijt! En hoeveel begrijpen ze al van de wereld om hen heen als ze met een ernstig gezicht vertellen dat ze het heel erg vinden dat het niet goed gaat met Nederland, want het is crisis?!!

Hoe klein ze ook nog zijn, hun zorgen zijn denk ik net zo groot als de onze.

dinsdag 10 november 2009

vier jaar

“Als ik vier jaar ben... dan ga ik naar Jesse se school en naar Marret se school. Dan gaat Flip ook een keertje bij mij logeren. Als ik vier jaar ben… dan heb ik een losse tand. Ja. En twee tanden eruit, net als mij zus. Als ik vier jaar ben… dan mag ik zelf ook op mijn eigen fiets naar school fietsen zelf. Dan mag ik ook een rondje door het bos. Als ik vier jaar ben… dan kan ik zelf alleen op de schommel klimmen. En dan kan ik zelf met me benen schommelen. Dan mag ik in een groot bed slapen, heel, héél groot. Als ik vier jaar ben… dan is Leonora ook vier jaar hè?! Jaha! Dan gaan we nog een keer naar Astepoese kamer hè, als ik vier jaar ben. Als ik vier jaar ben… dan ga ik wél mijn korstjes opeten. Want die vind ik als ik vier jaar ben dan vind ik die wel lekker! Ja! Dan mag ik ook met stiften kleuren. Dan geef ik ook een feestje net als Marret. Dan ga ik die boekjes wel opruimen. Dan komt Roos logeren, als ik vier jaar ben. Dan mag ik ook op gym. Dan kom jij naar mij kijken als ik ga zwemmen in Jesse se zwembad hè? Ja hè?! Als ik vier jaar ben… dan wil ik een trampoline. Dan gaan we patatjes eten met klaklorsjes. Als ik vier jaar ben, dan ben ik al heel groot, als ik vier jaar ben! Kijk, zoveel, met me vingers. Eén, twee, drie, vier! Maar nu ben ik nog drie. Maar als ik vier jaar ben… dan ben ik vier jaar!!!”

Als je vier jaar bent… dan begint het leven pas écht!