zondag 18 oktober 2009

Astepoese

“Gaan we nu naar Astepoese kamer dan?” Julia vraagt het voor de zoveelste keer vandaag. Ik begrijp het wel. We zouden twee weken geleden al gaan, maar toen werd Marret ziek en moesten we het uitstellen. En na al die nachtjes aftellen, gaan we vandaag dan eindelijk. Maar ja, pas om half vier, als Marret en Jesse uit school komen. En alle boodschappen gedaan zijn. En het konijnenhok schoon gemaakt is. En de laatste was weggewerkt is. En alles gepakt en in de auto gepropt is. En o ja, de boekhouding ook nog af is… Maar het lukt. Om half vier rijden we naar school. Stralend komen Marret en Jesse uit school rennen. Gillend naar de auto. Ik voel hun kriebels gewoon in mijn eigen buik. Na een voor ons doen erg lange reis met veel files doemen eindelijk de torens van het sprookjeskasteel op. Met de lift gaan we naar de zevende etage, naar de kamer van Assepoester. Ik voel de spanning bij de kinderen als we de deur open doen. Helemaal spannend omdat er op het moment dat we de deur openen een stem een klein stukje over het sprookje vertelt waarbij de klok 12 keer slaat. De kamer is betoverend! Zo groot, zo mooi, zo leuk, zo gezellig! We zien het één na het andere en genieten. Vervolgens halen we alle spullen uit de auto. Jemig, wat een vracht. Gaan we twee maanden of zo? “Laten we maar in het Engels praten en doen of we op doorreis zijn”, stelt Jan Atze voor. Ik als controlefreak wilde natuurlijk weer niets aan het toeval overlaten en heb weer eens veel te veel meegenomen. “Maar wat als ze moeten spugen in de auto?” Extra setje kleren mee. “En als Julia in de Efteling niet op tijd bij de wc is?” Nog maar een setje. Pleisters, pincet en zalfjes tegen die enkele verdwaalde mug die ze daar echt niet hebben, maar ja, stel je voor. M’n eigen shampoo, die vind ik gewoon het fijnst. En brood mee, want we zitten met een koemelkintolerantie. Ook maar boter mee, straks hebben ze niet de juiste daar. En kokosbrood, want de kipfilet die Julia altijd op haar brood heeft kan wel eens dingen bevatten die ze ook niet mag. En wat lekkers voor in de auto. En voor ’s avonds. En voor in de Efteling. En voor de terugreis. Tja, want straks in een restaurantje geven ze echt geen ingrediëntenlijst bij het koekje en de limonade! Laten we dus alles maar meenemen! Maar nu schaam ik me rot. Even. Tot we alles op onze sprookjeskamer hebben.
We drinken wat in ons “eigen flatje” zoals Jesse het noemt. Wel honderd keer moeten we de kinderen manen zachter te doen. “We hebben hier buren hoor! Hier onder, hier boven en aan twee kanten naast ons jongens!” Tjonge, ze zijn echt niks gewend! Niet gewend aan een restaurant en al helemaal niet aan een hotel. We zijn ons meteen bewust hoeveel kabaal ze thuis dus ook maken. Nou ja, goed voor hun algemene ontwikkeling. Moeten we vaker doen!
Na een tijdje vraagt Julia verontwaardigd waar ‘Astepoese’ nou toch is?! Arm kind, het is ook wel erg verwarrend. Wel haar kamer, maar Assepoester zelf nergens te bekennen. Julia zal nog een nachtje moeten wachten tot ze Assepoester zal zien.
Eenmaal in bed valt het niet mee om in slaap te vallen. Vooral Jesse is erg bang. Bij elk geluid schiet hij overeind en vraagt wat dat is. Hij denkt vooral dat er veel wolven zijn. Goh wat ben ik blij dat we niet in de kamer van de Wolf en de zeven geitjes slapen!
Tijdens het ontbijt doen Marret, Jesse en Julia het lang niet gek. Ze blijken ineens wél met mes en vork te kunnen eten en kunnen ook nog langer dan vijf minuten op een stoel stil blijven zitten. We zijn trots op ze en realiseren ons als we om ons heen kijken, dat ze het geweldig doen. Al die ouders zien aanmodderen met alle gedragsregels is erg leuk en geeft een ontspannen sfeer. Dit is duidelijk een kinderhotel, zonder zijn toch wel enigszins sjieke uitstraling te verliezen.
De Efteling zelf is opnieuw erg leuk. We bekijken uitgebreid het Sprookjesbos. Hoewel we heel wat sprookjes hebben gelezen, vooral weer de afgelopen weken, zijn er toch een aantal die ik niet meer zo goed ken. Lang leve de bordjes waarop in het kort verteld wordt hoe het ook alweer gaat. We luisteren bij elke paddenstoel naar de muziekjes, kijken naar een theatervoorstelling van ‘de Sprookjesboom’, feliciteren ‘Bolle bolle Gijs’ met zijn vijftigste verjaardag, zien grote ‘spinnenwebijsjes’ (suikerspinnen), bezoeken het volk van Laaf, proppen ons ‘gezellig’ met z’n vijven in een autootje, verbieden het Marret om in de Halve Maen te gaan en vliegen door het elfjes- en trollenbos van Droomvlucht. Om half zes kunnen de kinderen niet meer. We hebben inmiddels kilometers gelopen en gaan terug naar het hotel. Aan tafel krijgen we nog bezoek van Sneeuwwitje en Elfje Fabiola. Julia kijkt verlegen naar de grond. Marret bromt, puur omdat ze zich geen houding weet te geven door haar verlegenheid, dat ze eerst haar patatjes gaat opeten en dus geen tijd heeft om de vragen van Sneeuwwitje en elfje Fabiola te beantwoorden. Jesse overwint zijn verlegenheid en vertelt zacht wat hij allemaal heeft gedaan in de Efteling. Geen slaapproblemen deze nacht. Geen wolven die je uit je slaap houden. Ze slapen als prins en prinsessen.
De volgende ochtend rijden we weer naar huis. Als Julia vlak voor ons huis weer wakker wordt, vraagt ze: “Gaan we morgen weer naar de Astepoesekamer?”. Ja, we zullen zeker nog een keertje gaan, meis. Morgen. Maar morgen ligt voor haar ergens in de toekomst, dus wanneer dat is, is nog even afwachten.